Skip to main content

Archeologische vondsten terrein 'De Gekroonde Zwaan'

Bij opgravingen aan de Zesstedenweg 203 te Grootebroek zijn archeologische resten aangetroffen van het leven in de afgelopen acht eeuwen tussen kerk en het stadhuis. Resten van de eerste ontginning in de middeleeuwen, het opwerpen van een binnenkade en het bouwen van een huisterp voor een houten huis en het vrolijke leven rond een oude dorpskroeg zijn teruggevonden. Op deze plek stond tot in de 20ste eeuw de bekende herberg De Gekroonde Zwaan.

Wonen op terpen aan de Streekweg
In de 11de en 12de eeuw is het gebied rondom Stede Broec door Westfriese kolonisten ontgonnen en vestigde men zich aan de grens van de toenmalige ontginning. De huidige Streekweg was toen nog een woest en leeg veengebied. In de 12de/13de eeuw schoof de grens opnieuw zuidwaarts op naar de  huidige plaats aan de Streekweg. Voorafgaand aan de bewoning op het onderzochte terrein zijn de ontginningssloten gedempt en is het terrein opgehoogd met een dik pakket van veen en klei. Aan de weg zijn vervolgens huisterpen opgeworpen van kleizoden waarop houten huizen zijn gebouwd. Van deze huizen zijn alleen een aantal palen, planken en leemlagen van de vloeren teruggevonden. Ook zijn een aantal enkele waterputten van gestapelde zoden en mestkuilen gevonden. In één van de mestkuilen lag een vrijwel complete 14de-eeuwse ijzeren zeis van maar liefst 91 cm lang. De zeis werd gebruikt bij het afmaaien van gras of graan. Dergelijke vondsten zijn zeer zeldzaam. Verder zijn in de middeleeuwse ophogingslagen meerdere insignes gevonden, waaronder één puntgave van een Davidsster.
Davidster

De Gekroonde Zwaan en de insteekhaven
Tijdens het onderzoek zijn eveneens veel bewoningsresten aangetroffen van de 16de tot en met de 20ste eeuw. Hierbij moet onder andere gedacht worden aan funderingsresten, bakstenen waterputten, kelders en een schoorsteenfundering. Die hoorden voor een deel bij Herberg de Gekroonde Zwaan. Tevens zijn van de inventaris tabakspijpen opgegraven. Daarnaast zijn de resten van een insteekhaven gevonden. Zoals bekend had elk huis in Grootebroek een insteekhaven, waar de schuiten lagen voor vervoer van en naar de polder. De haven was beschoeid met palen en planken. Omdat de meeste palen niet erg diep waren ingeslagen en de vorm van de insteekhaven sterk lijkt op de vorm van een schuit, bestaat het vermoeden dat hier mogelijk een
boothuisje heeft gestaan. De insteekhaven is gedempt. Tussen het dempingsmateriaal bevond zich aardewerk en glazen bekers uit de tweede helft van de 17de eeuw. Dit glaswerk zou ook van de herberg kunnen zijn.

Van de herberg is uit archiefonderzoek het een en ander bekend. Dit betreft vooral kroegruzies. In 1732 bedreigt een man uit Lutjebroek de herbergier. Hij vloekt en tiert en bonkt tegen de deur van de herberg. Hij schelt hem uit voor ‘Koggelwaard’, kennelijk een ernstige verwensing en daagt hem uit naar buiten te komen. Bij het later opstellen van het proces verbaal vernamen de dorpschirurgijn en de officier wat de herbergier moest verduren.
Bij het dichtwerpen van de insteekhaven is een nestje van meelloodjes in de sloot terecht gekomen. De boeren brachten hun graan naar de meelmolen en moesten daar molengeld betalen. Dergelijke loodjes zijn vrij zeldzaam en golden als bewijs voor betaalde belasting op graan. In een historische bron uit 1735 wordt vermeld dat de meelmolenaar van Grootebroek in beslag genomen zakken meel in de herberg bewaarde. Er bestond onduidelijkheid over de belastingafdracht. Later werden deze zakken meel aan het Grootebroeker weeshuis gegeven.

Opvallend was de aanwezigheid van een baksteen goot die over een lengte van circa 25 meter van de Zesstedenweg naar het zuiden liep. De goot maakte een bocht richting de insteekhaven en heeft hier vermoedelijk op uitgewaterd. Tot slot is een pad aangetroffen van boerengeeltjes, die van het hogere bewoningsdeel naar het lager liggende achterterrein liep. Langs het pad waren goten aangelegd.
Afb

nieuws,